donderdag 19 april 2012

De bierhistorie achter de Brusselse gangetjes

Dit verhaal verscheen eerder in de regionale Wegener dagbladen Brussel was ooit een stad vol gangetjes die de toegang waren tot honderden cafés. Loop mee met de Geuze-Faro en Lambiekwandeling langs een rijke geschiedenis vol bier en cafés waarin ook een rol is weggelegd voor de Brusselse lucht. door Boris Peters Voor het vertrek vanaf het Brusselse centraal station moet Sonja De Smedt even een rugzakje overhandigen aan een dakloze. ,,Was ie vergeten”, zegt ze monter. Het is kenmerkend voor de flamboyante Brussels gids. Of het nu de patroon in een oud volkscafé, de burgemeester of de eigenaresse van een modeboetiek is, Sonja kent ze allemaal. Waar ze ook alles over weet, is de cultuur rond het Brusselse bier. De wandeling van vandaag leidt eerst langs de Marollen, een bekende volkswijk dichtbij het centrum. ,,Alleen in de Marollen waren er vroeger al 300 cafés. Die zaten vaak waren verscholen aan het eind van een van de vele gangetjes”, zo vertelt Sonja. Aan de basis van het typische Brusselse bier staat de lambiek. Lambiek kan alleen in Brussel en in het Pajottenland ten zuidwesten van Brussel gebrouwen worden. ,,Dat heeft te maken met een speciale microbe die er hier in lucht zit”, legt Sonja uit. Voor ze met haar uitleg verdergaat groet ze even een 80-jarige naaister die achter een etalageruit aan het werk is. Lambiek is bier dat ontstaat door een spontane gisting met wilde gisten die zich in de buitenlucht bevinden. Door aan lambiek griottes, een soort kersen, toe te voegen ontstaat kriek. Faro is het eerste aftreksel van lambiek waar kandijsuiker aan is toegevoegd en heeft een laag alcoholpercentage van ongeveer 3%. Voor geuze wordt oudere, uitgegiste lambiek gemengd met jongere lambiek, waarna ze in geuze-champagneflessen hergisten, de zogeheten “le marriage parfait”. Een van de hoofdaders van de Marollen is de Hoogstraat. Boven de voordeur van nummer 15 hangt een straatnaambordje met de naam Voorzienigheidsgang. Aan het eind van de 19e eeuw waren alleen in de Hoogstraat al zo’n 247, nu nog 43, van dit soort gangen, die naar een soort wijkjes achter de wijk leiden. Tegenwoordig is het merendeel hiervan helaas afgesloten. In het lage gedeelte van de Rollebeekstraat, een levendig straatje vol restaurants dat van de Hoogstraat naar de chique Grote Zavel leidt, prijkt op een gevel de datum 1587 en de naam L’Estrille du Vieux Bruxelles. Waar nu achter een gangetje een restaurant is, was vroeger een van de eerste Brusselse estaminettes gevestigd. Een soort klein volkscafé, hier meetal roskam genoemd. Terwijl het richting centrum gaat, legt Sonja uit dat Brussel in vroeger tijden zeer veel verschillende soorten cafés telde. ,,Je had plekken waar je bij iemand in de living iets kon drinken. Dan waren er kavietjes, zeg maar volkscafés. Estaminettes, hebben hun naam te danken aan de Spanjaarden, die in hun eigen taal vroegen waar de meisjes waren. Verder waren er herbergen, waar je ook kon slapen en hadden kerken en steden vaak hun eigen cafés, waar bijvoorbeeld na de vergaderingen gedronken kon worden. Tot slot waren er veel brouwerijen die een etablissement ernaast hadden, de zogeheten brasserieën of kammen en de grand cafés, waar je schaaldieren kon eten.” Helaas voor de vrouwen waren cafés vroeger alleen voor mannen. Pas later, in de 19e eeuw, kwamen er voor de vrouwen koffiehuizen. Goudblommeke in papier Bij het Goudblommeke in Papier aan de Cellebroersstraat is de ontvangst hartelijk. Sonja krijgt spontaan een biertje aangeboden. Het Goudblommeke is een bruin café met een rijke geschiedenis, dat eerst door de dadaïsten en later door de surrealisten werd bezocht. Onder de vaste klanten uit het verleden beroemde namen als de schilder René Magritte en de schrijvers Louis Paul Boon en Hugo Claus. De laatste vierde er zelfs zijn eerste huwelijk. Tegenwoordig is het café een officieel monument waar nog steeds regelmatig schrijvers worden gesignaleerd. Voorin staan er tafels en een ouderwetse stoof. Dan komt de toog, waar gasten ook kunnen staan ,,En achterin is het vrijershoekje”, aldus Sonja. Een gebruikelijke indeling voor een dit soort cafés. Op tafel verschijnt een geuze. Onder het genot van het ambachtelijke biertje vertelt de gids dat er op de plek van een van de ramen vroeger een vondelingenschuif zat. Jongetjes werden door de Cellebroeders opgevoed, meisjes gingen naar de Zwart – en Grauwzusters. Gilbert heft een lied aan In een straat niet ver van de Grote Markt leidt een smalle gang naar het l’Imaige de Nostre-Dame estimanet. Het is pas vier uur ‘s middags maar de zaak zit al vol. Sonja wordt met twee kussen begroet door vaste klant Gilbert, waarna ze samen een vrolijk lied aanheffen. Een paar meter verder op leidt een volgende gang naar Au Bon Vieux Temps waar boven de toog een koperen kwartel in een kooi hangt. ,,Op een gegeven ogenblik kreeg je ‘goede’ en ‘slechte’ herbergen. In de laatste hing vaak een kooi met een vogel buiten. Vogel buiten, manneke buiten, vogel binnen, manneke binnen”, verklaart Sonja de verwijzing naar praktijken van weleer. Langs de gang die naar estimanet la Bécasse (de Snip) leidt, gaat het richting Le Cirio. Het beroemde café in de schaduw van de beurs straal met een prachtig Art Nouveau-interieur uit 1886 pure klasse uit. Deze plek was onder meer populair bij Jacques Brel. Lang voor zijn tijd verzamelden zich hier echter vooral beurshandelaren. Die dronken geen bier maar champagne. Behalve als ze verloren hadden, dan vroegen ze om een een half om half, een half glas witte wijn tot de rand aangevuld met een schuimwijn of cremant. Rond Le Cirio hingen vaak ‘entreneuzes’ rond, ondernemende vrouwen die een rijke beurshandelaar aan de haak probeerden te slaan om zich te laten onderhouden. De dames wisten dat ze niet voor de mannen met boordevolle glazen moesten gaan, daarin zat immers geen champagne. Hoewel er dus contacten werden gelegd, gebeurde dat niet geheel openlijk. ,,Loop maar eens het toilet in. Tussen het heren- en het damestoilet zit een klein deurtje. Dat kan alleen van de dameskant open. Als de dame door dat deurtje de heer bereikte en ze samen naar buiten kwamen, was het in orde”, legt Sonja uit. Het deurtje doet het overigens nog steeds en ook de half-om-half wordt nog steeds royaal geschonken. Een mooie plek om de tocht af te sluiten is A la mort Subite, een ander Art-Nouveau pareltje, gelegen direct achter de prachtige Sint Hubertus Galerijen. Dit café, dat al decennia lang in handen is van de familie Vossen, dankt zijn naam aan een oud spelletje dat hier al vaak gespeeld werd toen het café nog la Cour Royale heette. Bankiers kwamen hier voor een drankje voordat ze de trein naar huis namen. Vaak ook werd daarbij met de pitjesbak gespeeld, een soort dobbelspel. Wie het laatste potje verloor moest een Tournée Générale (een rondje) geven wat figuurlijk Le Mort Subite, de onmiddellijke dood, betekende. De uitdrukking raakte zo ingeburgerd dat niet alleen het café van naam veranderde maar ook de geuze voortaan de toevoeging Mort Subite kreeg.

vrijdag 13 april 2012

Nationale Bank van Belgie

Het gebouw is 227m lang en heeft 3 aluminiumfiguren van Marcel Rau voor zijn gevel staan. Links Mercurius, god van de handel, in het midden Minerva, godin van de wijsheid en de arbeid en dan Vulcanus, god van het vuur. Ze verwijzen naar de pijlers van de rijkdom van het land. Twee bronzen dames aan de einden, met aan de kant van de kerk een zittende vrouw zedig gekleed en aan de andere zijde een knielend, naakt meisje.

Sint Michiel en Sint Goedele

Sint Goedele werd nooit gemarteld en verrichte geen mirakels. Ze dankt haar titels aan haar godsvruchtig, vroom en voorbeeldig leven. Als jonge vrouw jaagde ze de duivel op de vlucht. Ze leefde op het kasteel van Ham, bij Moortsele in het land van Aalst. Ze was de dochter van een heilige, de zus van heiligen en de nicht van heiligen. Uren bracht ze door in gebed en 's nachts deed ze dat in de kapel van de Heilige Redder in Moortsele dorp. Op een sombere winteravond trok de jonge vrouw opnieuw naar de kapel met als enige verlichting een kaars. De duivel moet gedacht hebben het is nu of nooit en blies de kaars uit. Goedele viel op haar knieën, sloeg de ogen ten hemel en riep: Heer, zorg dat de Boze uit mijn nabijheid verdwijnt. Onmiddelijk weerklonk een hels gejank en de duivel koos het hazepad. De zoon van de graaf van Brussel werd verliefd op een meisje van de lage stand en verleidde haar tot in het jachtpaviljoen op zijn vaders grond. De vader van het meisje was hier niet mee opgezet en diende klacht in bij de stadsmagistraat die alles ging bespreken met de vader, de graaf van Brussel. Hij was bereid om zijn zoon ter dood te brengen als de wet dit voorschreef. Niemand had hierop gerekend en het meisje ging naar de stiefmoeder van haar geliefde om vergiffenis te vragen. Ze bidden samen tot Sint-Michiel, de patroonheilige van de moeder. In ruil voor de vergiffenis beloofde ze overal beeldjes van Sint-Michiel in Brussel te plaatsen. Tijdens het bidden stapte een boogschutter de verliefden twee paarden aan, zo konden ze naar het veilige Antwerpen vluchtten en waar ze huwden. Op het sterfbed van vader de graaf bood hij zijn zoon vergiffenis zodat hij graaf van Leuven kon worden.

BOZAR

De gevel en het interieur flirten met de art nouveau en de art deco. Er zijn 8 niveaus met een oppervlakte van 30 000 m², 4 tentoonstellingszalen, 3 concertzalen, vergaderzalen en administrative ruimtes. Zijn concertzaal met zijn omhullende ovale vorm en zijn soberheid wordt beschouwd als een van de vijf beste zalen ter wereld. Het Filmmuseum ernaast heeft 2 zalen, waarvan 1 speciaal voor stomme films.

Kunstberg

Vroeger de hofberg, woonden veel joden (daarom ook de jodentrappen, zoals naast de BOZAR). Leopold II heeft alles platgegooid en er een Kunstberg van willen maken. Op het huidige plein lag in de 14e eeuw een vijver, de jodenpoel. Het was Willem Van Duvenvoorde, een vermogende Hollandse burger, die het terrein in 1337 had gekocht en drooggelegd. Hij liet er een landhuis met kapel optrekken. In 1404 huwde zijn kleindochter met de graaf van Nassau, die op die manier het omvangrijke gebied het zijne kon noemen. Telgen uit dat geslacht lieten de kapel ombouwen in gotische stijl, die je nu terug kan vinden in de Albertina. Tot in 1731, dan brandde het hertogelijk paleis uit. In 1750 kocht Karel van Lotharingen het volledig domein en liet het paleis gedeeltelijk verbouwen in Lodewijk XVI stijl. Van alles wat er op papier wordt uitgegeven, belandt er een versie van in deze bibliotheek.

Warandepark

De buurt van het park werd aangelegd door de Franse architect Barnabé Guimard (1731-1805), ook de architect van enkele huizen errond. Het was vroeger het jachtterein en de Oostenrijke architect en tuinman Joachim Zinner verkleinde dit terrein tot een geëgaliseerde vierhoek, waarna hij in het indeelde in lanen, die het Paleis der Natie, het Koninklijk Paleis en het Paleis der Academiën verbinden. De meeste beelden die het park versieren sinds 1780 zijn afkomstig uit het oude doolfhof van het hertogelijk park, uit het herenhuis van de familie Thurn und Tassis, maar ook uit het park van het kasteel van Tervuren.

Grote Lanen

De burgerij heeft nooit gebruik gemaakt van de voor hen ontworpen woningen in Hausmannstijl op de grote lanen in Brussel. Zij gaven er de voorkeur aan om zich buiten het centrum te vestigen, in de gemeenten Sint-Gillis, Elsene en Schaarbeek of op de Louizalaan. Minder welgestelde mensen zijn zich dus komen vestigen en onvermijdelijk werden de slecht onderhouden woningen mettertijd verlaten. Nog niet zo lang geleden wilde niemand die hier wonen, behalve jongeren en ontwerpers die op zoek waren naar grote ruimtes tegen een bescheiden ruimte. De Koningsstraat werd aangelegd tussen 1815 en 1830 om het kasteel van Laken, de verblijfplaats van de koninklijke paleis met het voormalige paleis van Brussel.

Parking 58

De vroegere Zennehaven bevindt zich ter hoogte van Parking 58 en die op zijn beurt is gebouwd op de centrale halen die werden gebouwd ten tijde van de overwelving van de rivier, en die afgebroken werden om dit parkeer- en kantorencomplex te creëren voor de wereldtentoonstelling van 1958. De noord-zuid verbinding werd speciaal aangelegd voor de Wereldtentoonstelling.

Muntschouwburg

Belangrijke plaats in het land door de voorstelling van de stomme van Portici op 25 augustus 1830 en de betoging tegen koning Willem I van Oranje die erop volgde aan het einde van het schouwspel en de weg vrij maakte voor de septemberdagen die leidden tot de onafhankelijkheid van het land. Het gebouw werd verwoest door een brand en werf in 1855 heropgebouwd door Joseph Poelaert, het dak werd sindsdien verhoogd. Het voorportaal is geschilderd door Sam Francis, de vloer in zwart en wit werd ontworpen door Sol Lewitt.

Old England

In 1898-1899 ontworpen door architect Paul Santenoy, een vriend van Victor Horta en Paul Hankar. Sinds 2000 het muziekinstrumentenmuziek.

donderdag 12 april 2012

Restaurants

Burgerrestaurant Ellis - St Catharinaplein 4 elke dag vanaf 12u open http://www.ellisgourmetburger.com/nl Nuëtnigenough - Art nouveau restaurantje met streekgerechten - 25 Lombardstraat, hoek Zuidstraat - za zo smiddags en savonds open, in de week vanaf 17u http://www.seetiz.be/nl/restaurants/brussels/1882-nuetnigenough/site Green Kitchen - sandwiches en verse producten - Koningsplein 9 - elke dag van 10.30-16.30 en ma gesloten http://www.green-kitchen.be/

woensdag 11 april 2012

Marollen

De naam Marollen komt van Maricollen, een samentrekking van Mariam Colentes, een religieuze orde die de Maagd Maria eert en die zicht rond 1660 in de wijk vestigde. De Hoogstraat was een Romeinse weg en de enige verkeersader van deze wijk tot men tussen 1851 en 1854 de Blaesstraat heeft aangelegd. Sinds de 18e eeuw was dit al een ghetto. De Cité Hellemans was de eerste reeks sociale woningen die aan het begin van de vorige eeuw werden gebouwd in Brussel als onderkomen voor de armste bewoners. Deze werden in 1915 ingewijd en bestaat uit 7 identieke, evenwijdige gebouwen. De gangen die ze van elkaar scheidden ontlenen hun namen aan de beroepen die vroeger in de Marollen uitgeoefend werden. Op het Vossenplein (in het Frans Place du Jeu de Balle, omdat je er het kaatsspel kon beoefenen) stond in de 18e eeuw een molen die en houtzagerij aandreef. Na deze houtzagerij kwam er fabriek Le Renard, uit haar ateliers kwamen enkele van de eerste Belgische locomotieven. Al snel zorgde de concurrentie met de Luikse industrie voor werkloosheid. De fabriek werd een tentoonstellingslokaal voor paarden en stieren. De zaal werd afgebroken en maakte plaats voor het plein. Onder het plein bevindt zich een schuilplaats, die nu dichtgemetseld is. De Marolliens noemden het in het begin de nieuwe markt, de oude markt was namelijk bedolven onder de grote lanen. Hoogstraat 139 = vroegere koffiebranderij Jacquemotte, gerenoveerd door Jasper & Eyers. Hoogstraat 130 = het huis van Pieter Breughel (de oude), een gevel van de 16e eeuw. Binnen enkele jaren zal dit een museum worden.. Aan het Poelaertplein onderaan in de Marollen de Catteauschool. Op het Emile Vanderveldeplein stond vroeger het Volkshuis van Horta (afgebroken in 1965), nu staat er de Zaveltoren, een zware sombere uitkijktoren. Het volkshuis werd in 1895 ontworpen en 4 jaar later ingewijd. Het had ruimte voor kantoren, vergaderzalen, een cafe en een cooperatieve winkel. De Onze-Lieve-Vrouw ter Kapellekerk op de achtergrond bleef gespaard van alle sloopwerken. De kerk dateert van 1134. Een Clochard komt van het woord cloche = hij die bij het luiden van de klok de stad moest verlaten, in de 13e eeuw vestigden die clochards of stadslozen zich buiten de wal rond drie wijken dicht bij de stadspoorten. Hun woningen vormden de valse stad, de faubourg. De Kapellekerk was de eerste buitenkerk van Brussel, buiten de stadswal. Het koor is Romaans van 1210, de rest is laatgotisch en barok. Vroeger stond het in de het midden van de wijk, maar nu staat het aan de grens van de Marollen. Op het Breugelplein rook het vroeger naar koffie, sinds 1865 zat hier koffiebranderij Jacquemotte. De Brusselaar kon aan de geur weten van waar de wind kwam, chocoladegeur (Cote d'Or) of rotte eieren (Cokeries de Marly). In 1989 verhuisden ze naar Grimbergen omdat er een autostradetunnel onder het Poelaertplein kwam, die is er niet gekomen maar Jacquemotte was al weg. Nu gerenoveerd door Jasper&Eyers.

donderdag 5 april 2012

Kogel- of loodtoren

Op de Nieuwe Graanmarkt zie je een toren aan de horizon staan, deze is nog een overblijfsel van het industriegebied dat hier lag en vroeger wel Klein Chicago of Klein Manchester genoemd. De hoge toren uit 1875 is geen schoorsteen ook al wekt het metselwerk aan de top wel die indruk. De loodtoren hoorde bij een fabriek van loden kogels voor jachtpatronen. In heel Europa staan er maar 4 meer rechtop. Het lood dat bovenaan in de toren gesmolten werd, viel vloeibaar door een rooster en stolde tijdens de val.

Huis van Bellone

De voorgevel is 17e eeuws, gebouwd tussen 1697 en 1708, dezelfde periode als de heropbouw van de Grote Markt. Ze staat op een perceel van het voormalige klooster van de Witte Zusters van de roos van Jericho. Op de top een pelikaan, die staat voor een feniks, de mythische vogel die om de 5 eeuwen verbrandde op een nest van geurige kruiden en dan verjongd uit zijn as verrees. Het werd gebouwd door een zoon van een gravin die bij een vergiftingsschandaal aan het Franse hof van Lodewijk XIV betrokken was. Hij bouwde het als toevluchtsoord voor zijn moeder, tussen de muren van het klooster maar met een directe corridor naar de Vlaamsesteenweg. Aan de balie kan je een folder krijgen met daarin alle symbolen overzichtelijk uitgelegd.

woensdag 4 april 2012

Koninklijk Paleis

Het Paleis is het enige gebouw dat je zowel vanuit de boven- als de benedenstad. Dat is niet toevallig, de koning wilde niet dat de hoogbouw zijn uitzicht vanuit het paleis op de benedenstad zou bederven. Zelfs het geouw van Paleis voor Schone Kunsten of Bozar moest grotendeels ondergronds. Het vroegere paleis ligt nu deels onder het Koningsplein. Het gebied lag in helling en hebben ze erna een vlak plateau aangelegd. Alleen ligt nu het paleis 12m onder de grond, zo groot was het verschil. Het verschil tussen onder en bovenstad is 40m.

Basiliek Koekelberg

Het grootste art-decogebouw ter wereld en het 4e grootste ter wereld (St Pieter Rome, St Paul Londen en Fiori Firenze). De bouw sleepte bijna 60 jaar aan, in 1951 werd de basiliek ingewijd maar echt af was ze pas af in 1970. In de diepe catacomben werd ooit een parkeergarage uitgegraven maar er werd nooit een toegangsweg voorzien. Een speologiegroep maakt van de nood een deugd en gebruikt de ruimte als oefenterrein. Zelfs Franse speologen duiken hier onder. Er is een restaurant Le Basilic gevestigd en een theaterzaal voor 250 personen.

Vrouwkesavond

Bij de kruisvaarders bleven de vrouwen thuis, pas na 6 jaar kwamen ze terug. Die avond werd er tot diep in de nacht gefeest en vond elke vrouw het haar plicht om haar uitgeputte man van de tafel naar het bed te dragen. Op de Vrouwkesdag waren ze baas in huis. Om die avond de jaren nadien in ere te houden, droegen de vrouwen op 19 januari de broek terwijl de Sint-Goedelekathedraal en de omliggende kerken om het half uur hun klokken luidden tussen 19 en 22u. Bij het begin van de 20e eeuw ging het gebruik verloren, al vieren sommige Brusselse gezinnen vandaag nog steeds Vrouwkesavond.

dinsdag 3 april 2012

Jeanneke Pis

In de Getrouwheidsgang bots je op Jeanneke Pis. In de jaren 60 was dit een studentenbuurt. De sfeer was goed tot er bij een uit de hand gelopen ruzie enkele doden vielen. De straten raakte in het slop tot er zich restaurants gingen vestigen in de jaren 70. Enkel dit steegje bleef vuil en verloederd. Daarom besloten de handelaars om er een beeldje te zetten dat toeristen zou lokken.

Justitiepaleis

Architect Poelaert wordt ook wel eens 'skieven architek' opgespeld. Skiev is Brabants voor vals of onbetrouwbaar. Skiev is geen synoniem voor scheef, maar een verbrusseling van het Engelse chief architect. De werken aan het Justitiepaleis werden uitgevoerd door Britse aannemers en de mensen uit de Marollen verbasterden wat ze hoorden. Skiev is Brabants voor scheef of vals, onbetrouwbaar. De keuze van zijn ligging heeft niets met toeval te maken, het justitiepaleis werd gebouwd op de Galgenberg, waar vroeger terechtstellingen werden uitgevoerd. De lichamen werden vervolgens uitgestald op de Grote Markt. 26 000 m& vloeroppervlakte, 665 000 m³ ruimte en 576 vertrekken, 8 binnenplaatsen, de centrale koepel steekt 100m boven de salle des pas perdus uit. De zuilengang is zo hoog dat hij het gewelf van de Sint-Michiel en Sint-Goedele kan bevatten. In 1944 teisterde een brand gedurende 3 dagen en 3 nachten, na deze brand werd de koepel verhoogd. De inkompoort was normaal bedoeld aan de westgevel, aan de Marollen met een verbluffende eretrap. Dit werd niet gedaan omdat de er groot protest was van de bewoners. 15 000 bewoners uit de Marollen hadden hun toevlucht moeten zoeken in de wijk Sint-Gillis en in het lager gelegen gedeelte van de Marollen zonder dat ze daar vergoeding voor kregen. Op 1860 werd de wedstrijd geopend, op 1861 werd Poelaert als architect aangeduid, in april 1862 werd zijn project voorgesteld en begonnen in 1866. Poelaert stierf op 3/11/1879 terwijl het justitiepaleis nog niet af was, het duurde nog tot 1883 tot het Justiepaleis ingewijd werd.

maandag 2 april 2012

Breughelfonteintje

In het midden van de Oude Graanmarkt staat een Breugelfonteintje. Het stelt de galanterie voor, een jongen maakt een meisje het hof. Pieter Breughel de Oude heeft nog in de Hoogstraat gewoond. Het fonteintje sproeit op 3 niveaus water, de hoogste voor de mensen, de middelste voor de paarden en de onderste voor de honden.

Zinneke

Een zinneke is een kruising van rassen, een sterke en ondernemende hond. Bastaardhonden werden in de Zenne gegooid, vandaar de naam. Een zinneke staat symbool voor dé Brusselaar, meestal ook een kuisbestuiving van verschillende volkeren en culturen. Een zinneke is gastvrij en vooral genen dikkenek. Een ketje is het kind van twee autochtone Brusselaars. Om de twee jaren trekt de Zinnekesparade feestend door de straten van Brussel. Het werd gefinanceerd door buurtbewoners, die een verwoed gevecht met de stad leverden om het beeld te mogen plaatsen. Karthuizersstraat

Beursgebouw

Het beursgebouw dateert uit de 19e eeuw. Je kunt op de beurs winnen of verliezen en dat symboliseren de leeuwen aan de voorgevel, de ene kijkt omhoog de andere naar beneden.

Manneke Pis

Achter het hek ligt een ladder, die gebruikt wordt door de mens die manneke Pis van kledij moet verwisselen. De garderobe kan je terugvinden in het Broodhuis. Het baasje heeft z'n streken, soms pist hij bier, soms worden de toeristen verrast met een straaltje water. Er stond op dezelfde plaats een 14e eeuws stenen beeldje en heette toen Julien. Pas 3 eeuwen laten goot Hieronymus Duquesnoy een bronzen versie. Het huidige beeldje is een afgietsel van het origineel, dat in 1817 door een geestelijk gestoorde misdadiger werd vernield. Mei 1459 werd een Manneke Pis aan de Geraardbergse stadsraad geschonken. Het was van de hand van Reinier Van Thienen I (een Brusselse kopergieter). Er zijn 748 pakjes.

donderdag 29 maart 2012

Grote Markt en stadhuis

Stadhuis: centraal boven op de spits staat Sint-Michiel, dit is zo'n 6m hoog, maar sommige onderdelen zijn in verhouding te groot? Het beeld heeft er van 1455 tot 1996 gestaan, dan werd het vervangen door een nieuw exemplaar. Andere beelden in het portaal: een monnik schenkt een vrouw absolutie = tijdens de biecht vergeeft haar zonden en als je goed kijkt zie je ook een duivel die alles in de gaten houdt. De boodschap is dan ook: ook al worden je zonden vergeven, de duivel kan nog altijd op de loer liggen en je meenemen naar de hel. Rechts onder het timpaan staat dame Fortuna met onder haar voeten twee ruziënde mannen die elkaar letterlijk in de haren zitten. De rechtervleugel is later in 1444 bijgebouwd, ter concurrentie van Leuven. Ze hebben daar enkele huizen voor moeten afbreken en deze namen van deze huizen zijn nog te herkennen in de beeldhouwwerken. Eén ervan heette de Tinnen Pot, een herberg, aan dat huis herinneren de drinkende mensen. Een andere noemde de Scupstoel, je ziet een man op een hoop stoelen, maar dat is verkeerd, een scupstoel is een strafwerktuig. Dit was een soort mand in een modderpoel, de omstaanders mochten de gestrafte naar believen schoppen. De Moor was ook geen eenvoudige klus, dus beeldden ze maar twee betekenissen uit: een oosterling met kromzwaard en tulband en een moeder (want in het Brussels is moeder moor). De toren staat niet mooi in het midden . Toen de architect dit zag, zou hij volgens de legende naar boven zijn geklommen en zich van de toren hebben gegooid. Als je onder het geweld naast het stadhuis door gaat, zie je een ster op de grond. Daar zou de ongelukkige op de grond zijn gekomen. De ster is het nulpunt van Brussel (dit kan ook de piramide in de Sint-Gorikshallen zijn). De reden van de asymmetrische bouw is de moerassige ondergrond van Brussel die de toren moest dragen. Everhard 't Serclaes: wrijven over de gestrekte arm van Serclaes zou geluk brengen. Oorspronkelijk waren het uitsluitend vrouwen die hun kinderwens niet in vervulling zagen gaan. Nadien zijn daar verschillende wensen aan toegevoegd, bijvoorbeeld ongehuwde meisjes zouden binnen het jaar de liefde van hun leven ontmoeten.

woensdag 28 maart 2012

Spanjeplein

Op dit plein een typisch Spaans beeld van Don Quichot. Je kan zien dat Sean Connery model stond bij het ontwerp van dit beeld. In Madrid staat een identiek beeld.

dinsdag 27 maart 2012

Maison Dandoy

De familie Dandoy gaat mee sinds 1829 en is de specialist van ambachtelijke amandelkoekjes, speculaas en pain à la grecque. Waar deze lekkernij zijn naam aan denkt, is onzeker. Bakkers zouden destijds restjes asse en gebakken deeg in de gracht buiten de stadswal gooien, die er door de armen opnieuw werden uitgevist en bruud (brood) van de grecht (gracht) genoemd. Volgens een andere legende dompelden kloosterlingen deegresten in suiker om het voedzame goedje nadien over de gracht te gooien voor hun armere medemens. Wat er ook van zij... de Grieken zaten er voor niets tussen.

Chez Jef et fils

Tegenover de beurs ligt Chez Jef et fils, ze verkopen kar(a)(i)kollen. De zeevruchten danken hun exotische naam aan de caracoles of krullen van de zuiderse meisjes die onder Spaans bewind ons land bevolkten. De gelijkenis met ontblote escargots was naar verluidt treffend. Maak je geen zorgen over de kwaliteit van de beestjes en bijhorende bouillon, want daar waakt een speciale broederschap.

Sint-Goriks

Tot 1798 stond op het Sint-Goriksplein de Sint-Gorikskerk, die nadien plaatsmaakte voor de aanleg van een plein met in het midden een piramidale fontein afkomstig uit de abdij van Grimbergen. Toen in 1881 de Hallen gebouwd werden, integreerde de architect de kolos in zijn bouwwerk. Hij zette een imposante markt op in neorenaissancestijl en gebruikte daarvoor de opkomende materialen glas en ijzer. Tot 1973 kwamen marktkramers er hun waren slijten. Sinds 1999 doen ze Sint-Gorikshallen vooral dienst als informatiepunt en tentoonstellingsruimte van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Er is een bar aanwezig. Het leven begon hier in de 7e eeuw naar aanleiding van een visioen van de bisschop van Cambrai, Sint-Gorik. Maria droeg hem op om pelgrim te worden, op een van zijn tochten wordt hij gecharmeerd door een visrijke rivier en een eiland bezaaid met irissen (nu symbool van het Brusselse gewest). Hij blijft er hangen en krijgt volgelingen die zich ook in de buurt vestigen.

vrijdag 23 maart 2012

Neuhaus

In 1857 opende de uitgeweken Zwitser Jean Neuhaus in Brussel zijn eerste farmaceutische confiserie, samen met zijn schoonbroer die apotheker was. De grootste afnemers van hun hoestbonbons waren dames die met hun decolleté weer en wind trotseren en bijgevolg al eens kou vatten. Heren kwamen er ook geregeld hun afdrodisiacum halen. Maar het was pas de derde generatie die in 1912 de eerste gevulde chocoladebonbons op de markt. Hij noemde ze pralines naar de gesuikerde en geroosterde noten van de Franse markies de Praslin. Ook dochter Luisette drukte haar stempel op Belgiës zoete trots toen ze de alom bekende ballotin bedacht, het pralinedoosje in laagjes waarvoor ze inspiratie vond in haar juwelenkistje.

dinsdag 20 maart 2012

Koninklijke Sint-Hubertusgalerijen

Van in de jaren 1830, onder de regering van Leopold I, werkte architect Jean-Pierre Cluysenaer aan een groots project voor de sanering van een armoedige volkswijk in het stadscentrum door de bouw van een complex dat woningen, handelszaken en een promenade zou combineren. De werkzaamheden begonnen in 1846 en waren bijna voltooid bij de officiële opening op 20 juni 1847. Cluysenaar ontwierp een lange galerij van 210 meter die halverwege aan het centrale zuilenportaal een lichte knik maakt om de onregelmatigheden van het terrein op te vangen. De verpauverde Sint-Hubertusstraat werd omgetoverd tot overdekte winkelgalerij. Wel dreigde de plaatselijke barbier zich de keel over te snijden, liever dan te verhuizen. De onteigeningen zouden 9 jaar in beslag nemen. Marktproducten werden er geweerd vanwege hun hinderlijke geur. Men hield minder gefortuneerde bezoekers, zoals bedelaars en zwervers, liever buiten door toegangsgeld te vragen. Op zondag en donderdag mocht je er voor 25 centiemen in, op andere dagen volstond 10 centiemen. Hoogte 8m, lengte 200m

maandag 19 maart 2012

Noorddoorgang

De doorgang tussen de Nieuwstraat en de Adolphe Maxlaan vormt samen met de Hubertusgalerijen en de Bortiergalerij een van de laatste getuigen in Brussel van de overdekte galerijstraten die in de 19e eeuw overal in Europa ontstonden. De 69 meter lange doorgang werd gebouwd naar de plannen van architect van Rieck en bevatte gelijkvloers 34 handelszaken. De winkelpuien die voor het merendeel tijdens de 20e eeuw werden afgebroken, worden geleidelijk heropgebouwd met hun originele spiegelpilasters. Onlangs werd een nieuwe vloer in Comblachiensteen gelegd naar het model van de vroegere betegeling.

Begijnhofplein

Het Groot Begijnhof van Brussel telde aan het begin van de 18e eeuw 1084 huizen verspreid over een oppervlakte van bijna 7 hectare. Middelpunt van de religieuze gemeenschap was de Sint-Jan-Baptistkerk waarvan de bouw begon in 1657. De bestaande gotische kerk werd toen herbouwd in de heersende barokstijl van die periode. De vlakbij gelegen jezuïetenkerk diende daarbij als model. Het schip en de zijbeuken werden waarschijnlijk voltooid in 1675 toen de kerk ook werd ingewijd. De gevel volgde spoedig daarna. De driedelige indeling is nog volgens de gotische traditie, maar de decoratie is zuiver barok, afgeleid van de Gesùkerk in Rome.

De Markten op de Oude Graanmarkt

De Oude Graanmarkt wordt aan een zijde volledig ingenomen door een monumentaal gebouw opgetrokken door architect Oscar Francotte tussen 1911 en 1914. Tot aan deze Franse Revolutie lag op deze plaats een klooster van de Augustijnen dat nadien dienst deed als militaire bakkerij, winkels en ateliers. Van 1914 tot 1965 was hier de zetel gevestigd van Cristalleries du Val Saint-Lambert. Uit die periode dateren het trappenhuis met de mozaïekvloer en de schitterende Spiegelzaal die de hele eerste verdieping inneemt. Hier werden vroeger de kristallen voorwerpen uitgestald waarvan de schitteringen eindeloos in de spiegels weerkaatst werden. Het gebouw dat nog de cartouche van Val Saint-Lambert draagt, is sinds meerdere jaren in gebruik door het Nederlandstalige gemeenschapscentrum De Markten.

vrijdag 16 maart 2012

Half en half

Half-en-half is een typisch Brussels drankje. Het is een mengeling van witte wijn en champagne of andere schuimwijn. Het werd naar verluidt toevallig in 1939 uitgevonden in het café Cirio aan de Beurs toen men een tijdelijk tekort had aan Spumante.[1] Een andere verklaring is dat half-en-half gewoon de armeluisversie is van Champagne.[2] In elk geval, zowel in het Frans als in het Nederlands wordt de drank besteld als un/een halfenhalf. Café Cirio (geopend in 1886) werd later nog bekend als één van de stamcafés van Jacques Brel.[3] Een andere verklaring is dat de half-en-half zou ontstaan zijn doordat beursmakelaars die een minder goede dag achter de rug hadden, zich geen echte champagne konden veroorloven. De nabijheid van café Cirio, in de schaduw van de Beurs, laat vermoeden dat deze verklaring niet uit de lucht is gegrepen. Wikipedia

Culinaire wandeling in Brussel (Bouillon!)

Tekst: Kathy Mathys en Céline Morris Foto: Linda Van Stijvoort Brussel opsnuiven Wie maakte de eerste pralines? Waar vind je de lekkerste Brusselse bieren? En waarom zijn er in de beroemde Beenhouwersstraat bijna enkel visrestaurants? U komt het te weten tijdens de culinaire wandeling ‘Aroma van een lekker verleden’. We hebben afgesproken op een natte zaterdag aan Le Grand Café, vlakbij de Brusselse beurs. Met een vijftiental geïnteresseerden zullen we door het centrum van Brussel trekken op zoek naar plekjes waar memorabele eet- en drinkverhalen aan vastzitten. De nadruk ligt vooral op de negentiende-eeuwse eetcultuur legt Céline Morris, gids bij vzw Korei, ons uit. Bekende Belgische toppers zoals paling in ’t groen, waterzooi en konijn met pruimen kende men al tijdens de Middeleeuwen en dankzij haar centrale ligging had België altijd al een ideale handelspositie. De negentiende eeuw brengt grote omwentelingen met zich mee, zoals de industriële evolutie. De kloof tussen de bourgeoisie en de arbeiders laat zich overal voelen. In de hoogstad, de buurt rond de chique Louisalaan, wonen de rijken, terwijl de arme fabrieksarbeiders in de laagstad zitten, onder meer in de Marollenwijk, nog steeds een echte volksbuurt. Het verhaal begint op de Anspachlaan, de centrale as bij de Beurs, waar tot 1866 de Zenne stroomde. Na talrijke cholera-epidemieën werd de rivier rechtgetrokken, ingekokerd en maakte hij plaats voor een boulevard met Parijse allures. We houden halt bij een karikollenkraam dat zeeslakken verkoopt. De snack, die onder Spaanse bezetting tijdens de zestiende eeuw populair werd, dankt haar naam aan haar gelijkenis met de ‘caracoles’, de fijne krullen van Spaanse meisjes. Ooit waren karikollen hongerstillers waarmee je een tijdje zoet was, zoals kauwgom. Nu heeft de buurt rond de beurs haar illustere grandeur verloren, maar vroeger paradeerden Brussels mooisten hier op de brede trottoirs onder de luifels. Belle époque-café Le Cirio herinnert nog aan die tijd. Le Cirio was aanvankelijk een delicatessenzaak, opgericht door Italianen. De rijken dronken er champagne, de middenklasse spumante en de armen half-en-half. Deze in Brussel nog steeds populaire mix van witte wijn en schuimwijn is een uitvinding van Le Cirio. We passeren ook één van Brussels beroemdste art nouveau-cafés, de Falstaff. Wat zou een Belgische culinaire wandeling zijn zonder een pitstop aan een frietkot? Céline legt uit hoe de Belgische economie tot 1860 voornamelijk op landbouw is toegespitst. Daarna groeien de steden fel aan met prijsstijgingen en hongersnoden als gevolg. Tot overmaat van ramp is er tijdens de achttiende eeuw sprake van een microijstijd en dus van veel mislukte graanoogsten. Gelukkig is daar de aardappel en na 1880 stijgt de aardappelteelt met 70 %. Tegenwoordig staat de Belgische frietcultuur onder druk. Pittabars en broodjeszaken drummen de traditionele frietkoten op wielen weg. Fritland, dat al bijna twintig jaar bestaat en uitgebaat wordt door een Albanees, is één van Brussels populairste frietkoten en je kan er nog alle traditionele snacks vinden. We trekken naar de Botermarkt, één van de vele markten rond de centrale Grote Markt. Boter was in België een echt kwaliteitsproduct dat zowel in de keuken als in de textielindustrie – men smeerde weefgetouwen in met het goedje om de stoffen wind- en waterdicht te maken – gebruikt werd. We houden stil bij het standbeeld van het meisje dat melk versnijdt, een kunstwerk dat fraude wil aanklagen. Koffie werd namelijk maar al te vaak vermengd met chicorei of bier versneden met water. Dan is het tijd voor Brussels lekkerste koekjeswinkel. Bij Dandoy maakt men al 165 jaar lang artisanale speculoos, peperkoek, amandelbrood en pain à la grecque. Terwijl we van de gerenommeerde pain à la grecque proeven, vertelt Céline ons dat dit zoete brood helemaal niets met Griekenland te maken heeft. De Vlaamstalige Brusselaars noemden het ‘bruut van de grecht’ oftewel ‘brood van de gracht’. Aan de Brusselse Wolvengracht maakten bakkers namelijk hun broden omdat ze bij brand meteen water bij de hand hadden. Onder Frans bewind vertaalden de bezetters deze zoete specialiteit, gemaakt met deegrestjes en suiker, dus verkeerdelijk. Ook even verder bij de Waalse chocolatier Galler mogen we proeven. Zijn semi-ambachtelijke pralines zijn net iets kleiner dan traditionele pralines en heel succesvol bij Aziatische toeristen, die ze naar verluidt zelfs met stokjes eten. Ook Leonidas, dat als eerste pralines verkocht aan de vitrine voor klanten met drempelvrees, zit vlakbij de Grote Markt. Hun specialiteit is de witte manon, gemaakt van enkel cacaoboter en zonder poeder. Céline troont ons daarna mee naar een typische Brusselse estaminet. De naam ontstond vermoedelijk onder Spaanse bezetting: ‘Esta minetta’ betekent ‘hier zijn er meisjes’. Dus ooit was dit een plek waar je behalve bier ook dames van plezier vond. In La bécasse proeven we van het beroemde Lambic-bier en kunnen we boerenboterhammen met pottekeis eten. Die Brusselse specialiteit bestaat voor de helft uit Brusselse kaas (‘ettekeis’) en kwark. Heel pikant goedje en niet meteen ideaal voor als u nog een afspraakje heeft later die dag! De Beenhouwerstraat heeft nu iets weg van Disney World maar ooit was dit een woonwijk voor 550 slagers die in de vleeshallen vlakbij werkten. 160 dagen van de 365 waren vastendagen. De beenhouwers werkten dan als visboeren en nu vind je in de Rue des bouchers vooral visrestaurants voor toeristen. Enkel ‘Aux armes de Bruxelles’ en ‘Chez Léon’ hebben nog Belgische uitbaters, de rest is vooral in handen van Libanezen. We lopen verder naar de Sint-Hubertusgallerij, gebouwd tussen 1837 en 1847 door architect Jean-Pierre Cluysenaar. In deze prachtige overdekte winkelgallerij kon de crème de la crème komen paraderen. Armen konden er niet in want vroeger moest men 25 cent betalen aan de ingang. Overdag winkelden vrouwen er, ’s avonds maakten mannen op zoek naar vertier er hun opwachting. Terwijl de armen een meisje van plezier vonden in een estaminet, trokken de rijken naar de sigarenwinkels op zoek naar ‘nen goeien sigaar’. In de gallerij bevindt zich ook de eerste Neuhauswinkel. Jean Neuhaus was een Zwitserse apotheker die zich er vestigde en in zijn kelder behalve hoestbonbons ook repen bittere chocolade maakte, oorspronkelijk als medicijn. De tweede Neuhausgeneratie maakte de eerste pralines, de derde de ballotin, het speciale pralinedoosje dat er vroeger even precieus uitzag als een juwelenkistje. Via de Warmoesberg lopen we naar A la Mort Subite, één van Brussels beroemdste cafés waar je onder meer de Brusselse bieren Lambic, Gueuze, Kriek en Faro kan drinken. Jaren geleden trof je hier de journalisten van la Libre Belgique die er hun stukken schreven met een Gueuze binnen handbereik. Dan gaat het via de Grote Markt met zijn prachtige gildenhuizen – enkel het Brouwershuis behield zijn oorspronkelijke functie – en Chinatown richting Sint-Katelijneplein en Vismet. Onderweg stopt Céline talloze keren voor leuke weetjes, te veel om hier op te noemen. Ruim drie uur na ons vertrek eindigen we bij de West-Vlaamse chocolatier Frederic Blondeel, die negen jaar geleden een eerste zaak opende in Kokzijde en nu ook Brussel wil veroveren. Blondeel maakt artisanale chocolade die hij op smaak brengt met kruidenthee en verse kruiden als thijm, basilicum, gember en citroenkruid. En alweer mogen we proeven en we krijgen zelfs uitleg van the master himself! Aroma van een lekker verleden, organisatie vzw Korei www.korei.be korei@skynet.be, 0032 2 380 22 09 http://kathymathys.blogspot.com/2008/02/culinaire-wandeling-in-brussel-bouillon.html

Chocoladeplekken

Planète Chocolade: centraal een demonstratieruimte (max 200 personen), een atelier en een museum dat de buitengewone geschiedenis van cacao belicht. Demonstraties voor individuele bezoekers elke zaterdag en zondag om 16u, dit kost 7 euro.(Lombardstraat 24, Brussel) Musuem van Cacao en chocolade; prijs 5,5 euro (Guldenhoofdstraat 9/11, Brussel)

Biermusea- en brouwerijen

Museum van de geuze Cantillon: dit is de enige actieve brouwerij in Brussel die toegankelijk is voor het publiek. Men brouwt er percies zoals in de 19e eeuw en gereedschap, machines en productiemethodes dateren uit de goede oude tijd. Kuipen in rood koper, soms meer dan 100 jaar oude vaten en ellenlange rijen flessen vormen het decor van dit bezoek. (Gheudestraat 56, Anderlecht) Schaarbeeks Biermuseum: dit kleine museum is ondergebracht in het atelier van een oude school, in een van de mooiste straten van Brussel. Het toont het publiek alle etappes van de bierbrouwerij. Verder staan 1500 flesjes van Belgisch bier uitgestald, samen met het bijhorende glas, brouwerijmachines, geëmailleerde platen, bierviltjes,... (Louis Bertrandlaan 33, Schaarbeek)

Antoine Dansaertstraat

Hier stond de wieg van Brussel in de 10e eeuw, op enkele honderden meters van de allereerste haven van Brussel. Sinds een 15tal jaar huizen hier bijzondere boetieks, bijvoorbeeld de eerste Pain Quotidien.

Markten

Zavelplein: antiekmarkt zaterdag van 9-17u en zondag 9-14u Vossenplein: vlooienmarkt ma-vr van 7-14u za en zo van 7-15u Zuidstation: populaire en multiculturele sfeer op de grootste markt van Brussel zondag van 6-13.30 Vijvers van Elsene: dagelijkse markt behalve op maandag van 8-13u Europese wijk: zowat alles te koop op zondag van 8-13u

donderdag 15 maart 2012

Cafés en restaurants

Mappa Mundo: sfeervol café met houten gevel en internationaal publiek (Karperbrug 2-6) Archiduc: in een pure art decostijl, met live jazzconcerten (Dansaertstraat 6) Le roi des belges: interieur dat retro en modern combineert, een topadres aan de St Gorikshallen (Jules Van Praetstraat 35) You night club: een must in het centrum (Duquesnoystraat 18) Delirium café: belgische en buitenlandse bieren van over de hele wereld in een 18e eeuws kader (Getrouwheidsgang 4A, via Beenhouwersstraat) L'ultime atome: café om een glaasje te drinken en voor een kleine hap aan zeer democratische prijzen (Sint Bonifaasplein 14, Elsene) A la mort subite: biercafé dat al sinds 1922 bestaat en beroemdheden zoals Brel en Béjart over de vloer kreeg. Je drinkt er een typisch Brussels bier. Het café ontleent zijn naam aan het 19e eeuwse dobbelspel pietjesbak. Voor wat het gezelschap uiteenging, werd gauw nog een laatste rondje ingezet. Wie dat verloor, werd tot Mort Subite gedoopt en mocht meteen het rondje betalen. Het dobbelspel was zo in trek dat de eigenaar er zijn bier naar noemde en bij uitbreiding de hele tent. A l'image Nostre-Dame: in de Geschenkengang dat 300 jaar oud is en één van de oudste van de stad La Bécasse: lambiekbier van het vat en speciaal voor het café gebrouwen en geserveerd in stenen kruiken tot 5 liter (Taborastraat) Corica: koffiespeciaalzaak, 24 verschillende soorten, al meer dan 100 jaar (Kiekenmarkt 49) Au bon vieux temps: achteraan in een doodgelopen straatje met boven de ingang Sint-Niklaas, zo wisten ananalfebeten in welke straat ze waren. Rioleringen waren er niet, dus vond men er niet beter op dan 'onderuit'te roepen en de pot vol kleine en grote behoeftes uit het raam te gooien. (Grasmarktstraat 12) Poechenellekelder: Poechenel is Brussels voor een marionet. 180 bieren op dit café (Eikstraat 5) Cirio: alle charme van de Brusselse belle époque (Beursstraat 18) Falstaff: art-nouveautempel, een interieur om te verslinden met je ogen (H. Mausstraat 17-21)

Zenne, Nieuwe scheepvaartkanaal

Vanuit Brussel kan men langs de Zenne naar Antwerpen varen, maar door het aanslibben en door het feit dat de boten groter worden, verliest deze waterweg veel van zijn nut. Bovendien loopt de Zenne niet door Mechelen, maar wel door de heerlijkheid waarvan deze stad het centrum is. Dat is een zelfstandige staat, los van Brabant. Sinds de 13e eeuw bestaan er spanningen tussen Antwerpen en Mechelen over het stapelrecht van Mechelen op vis, zout en haver. De Mechelaars eisen in Heffen, op hun grondgebied, een doorvoerrecht van de schippers die met deze goederen de Zenne willen opvaren. Jan zonder Vrees bevestigt in 1413 dat Mechelen de Zenne mag afsluiten met een ketting om dat recht af te dwingen. Er ontstaat een conflict dat bijna uitdraait op een stedenoorlog. Pas in 1531 hakt keizer Karel V de knoop door: het stapelrecht van Mechelen wordt bevestigd, maar Brussel is niet verplicht gebruik te maken van de Mechelse stapel voor zijn eigen bevoorrading. In Heffen moet er nog wel betaald worden voor het zouttransport. Filips de Goede geeft in 1435 de toestemming om de Zenne te verbreden, uit te diepen en met sluizen uit te rusten tussen Brussel en Vilvoorde. In 1477 geeft Maria van Bourgondië Brussel de toestemming om een kanaal te graven buiten de heerlijkheid Mechelen, naar Willebroek aan de Rupel. Door het verzet van Mechelen en ook van Vilvoorde, komt het kanaal er echter niet. Op 16 juni 1550, na een nieuwe tussenkomst van de keizer en zijn zuster, landvoogdes Maria van Hongarije, is het dan toch eindelijk zover. In augustus 1561 zijn de werkzaamheden compleet. Van 1551 tot 1557 zijn er werken aan de sluis van Willebroek; In 1555 wordt de Rupeldijk doorgestoken, de sluis wordt daarbij zo zwaar beschadigd, dat zij moet worden afgebroken en opnieuw gebouwd. Het kanaal heeft een diepgang van 2 meter, een breedte van 30 meter en een lengte van 28 kilometer. De vier dubbele sluizen overbruggen een hoogteverschil van 18 meter. Aansluitend op het kanaal krijgt de stad een binnenhaven, die de oude Zennehaven vervangt. Sint-Goriksplein 23: hier kan je in een patio de Zenne nog bekijken, dat laten ze toch geloven, want het water staat stil dus het is een plas en geen stromende rivier. Om van Brussel via Antwerpen naar de Noordzee te varen over de Zenne waren er 8 dagen tot 2 maanden nodig, door de meanders was de rivier 120 km lang. Door het kanaal van WIllebroek uit 1561 was de afstand nog maar 30km.