donderdag 29 maart 2012

Grote Markt en stadhuis

Stadhuis: centraal boven op de spits staat Sint-Michiel, dit is zo'n 6m hoog, maar sommige onderdelen zijn in verhouding te groot? Het beeld heeft er van 1455 tot 1996 gestaan, dan werd het vervangen door een nieuw exemplaar. Andere beelden in het portaal: een monnik schenkt een vrouw absolutie = tijdens de biecht vergeeft haar zonden en als je goed kijkt zie je ook een duivel die alles in de gaten houdt. De boodschap is dan ook: ook al worden je zonden vergeven, de duivel kan nog altijd op de loer liggen en je meenemen naar de hel. Rechts onder het timpaan staat dame Fortuna met onder haar voeten twee ruziënde mannen die elkaar letterlijk in de haren zitten. De rechtervleugel is later in 1444 bijgebouwd, ter concurrentie van Leuven. Ze hebben daar enkele huizen voor moeten afbreken en deze namen van deze huizen zijn nog te herkennen in de beeldhouwwerken. Eén ervan heette de Tinnen Pot, een herberg, aan dat huis herinneren de drinkende mensen. Een andere noemde de Scupstoel, je ziet een man op een hoop stoelen, maar dat is verkeerd, een scupstoel is een strafwerktuig. Dit was een soort mand in een modderpoel, de omstaanders mochten de gestrafte naar believen schoppen. De Moor was ook geen eenvoudige klus, dus beeldden ze maar twee betekenissen uit: een oosterling met kromzwaard en tulband en een moeder (want in het Brussels is moeder moor). De toren staat niet mooi in het midden . Toen de architect dit zag, zou hij volgens de legende naar boven zijn geklommen en zich van de toren hebben gegooid. Als je onder het geweld naast het stadhuis door gaat, zie je een ster op de grond. Daar zou de ongelukkige op de grond zijn gekomen. De ster is het nulpunt van Brussel (dit kan ook de piramide in de Sint-Gorikshallen zijn). De reden van de asymmetrische bouw is de moerassige ondergrond van Brussel die de toren moest dragen. Everhard 't Serclaes: wrijven over de gestrekte arm van Serclaes zou geluk brengen. Oorspronkelijk waren het uitsluitend vrouwen die hun kinderwens niet in vervulling zagen gaan. Nadien zijn daar verschillende wensen aan toegevoegd, bijvoorbeeld ongehuwde meisjes zouden binnen het jaar de liefde van hun leven ontmoeten.

woensdag 28 maart 2012

Spanjeplein

Op dit plein een typisch Spaans beeld van Don Quichot. Je kan zien dat Sean Connery model stond bij het ontwerp van dit beeld. In Madrid staat een identiek beeld.

dinsdag 27 maart 2012

Maison Dandoy

De familie Dandoy gaat mee sinds 1829 en is de specialist van ambachtelijke amandelkoekjes, speculaas en pain à la grecque. Waar deze lekkernij zijn naam aan denkt, is onzeker. Bakkers zouden destijds restjes asse en gebakken deeg in de gracht buiten de stadswal gooien, die er door de armen opnieuw werden uitgevist en bruud (brood) van de grecht (gracht) genoemd. Volgens een andere legende dompelden kloosterlingen deegresten in suiker om het voedzame goedje nadien over de gracht te gooien voor hun armere medemens. Wat er ook van zij... de Grieken zaten er voor niets tussen.

Chez Jef et fils

Tegenover de beurs ligt Chez Jef et fils, ze verkopen kar(a)(i)kollen. De zeevruchten danken hun exotische naam aan de caracoles of krullen van de zuiderse meisjes die onder Spaans bewind ons land bevolkten. De gelijkenis met ontblote escargots was naar verluidt treffend. Maak je geen zorgen over de kwaliteit van de beestjes en bijhorende bouillon, want daar waakt een speciale broederschap.

Sint-Goriks

Tot 1798 stond op het Sint-Goriksplein de Sint-Gorikskerk, die nadien plaatsmaakte voor de aanleg van een plein met in het midden een piramidale fontein afkomstig uit de abdij van Grimbergen. Toen in 1881 de Hallen gebouwd werden, integreerde de architect de kolos in zijn bouwwerk. Hij zette een imposante markt op in neorenaissancestijl en gebruikte daarvoor de opkomende materialen glas en ijzer. Tot 1973 kwamen marktkramers er hun waren slijten. Sinds 1999 doen ze Sint-Gorikshallen vooral dienst als informatiepunt en tentoonstellingsruimte van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Er is een bar aanwezig. Het leven begon hier in de 7e eeuw naar aanleiding van een visioen van de bisschop van Cambrai, Sint-Gorik. Maria droeg hem op om pelgrim te worden, op een van zijn tochten wordt hij gecharmeerd door een visrijke rivier en een eiland bezaaid met irissen (nu symbool van het Brusselse gewest). Hij blijft er hangen en krijgt volgelingen die zich ook in de buurt vestigen.

vrijdag 23 maart 2012

Neuhaus

In 1857 opende de uitgeweken Zwitser Jean Neuhaus in Brussel zijn eerste farmaceutische confiserie, samen met zijn schoonbroer die apotheker was. De grootste afnemers van hun hoestbonbons waren dames die met hun decolleté weer en wind trotseren en bijgevolg al eens kou vatten. Heren kwamen er ook geregeld hun afdrodisiacum halen. Maar het was pas de derde generatie die in 1912 de eerste gevulde chocoladebonbons op de markt. Hij noemde ze pralines naar de gesuikerde en geroosterde noten van de Franse markies de Praslin. Ook dochter Luisette drukte haar stempel op Belgiës zoete trots toen ze de alom bekende ballotin bedacht, het pralinedoosje in laagjes waarvoor ze inspiratie vond in haar juwelenkistje.

dinsdag 20 maart 2012

Koninklijke Sint-Hubertusgalerijen

Van in de jaren 1830, onder de regering van Leopold I, werkte architect Jean-Pierre Cluysenaer aan een groots project voor de sanering van een armoedige volkswijk in het stadscentrum door de bouw van een complex dat woningen, handelszaken en een promenade zou combineren. De werkzaamheden begonnen in 1846 en waren bijna voltooid bij de officiële opening op 20 juni 1847. Cluysenaar ontwierp een lange galerij van 210 meter die halverwege aan het centrale zuilenportaal een lichte knik maakt om de onregelmatigheden van het terrein op te vangen. De verpauverde Sint-Hubertusstraat werd omgetoverd tot overdekte winkelgalerij. Wel dreigde de plaatselijke barbier zich de keel over te snijden, liever dan te verhuizen. De onteigeningen zouden 9 jaar in beslag nemen. Marktproducten werden er geweerd vanwege hun hinderlijke geur. Men hield minder gefortuneerde bezoekers, zoals bedelaars en zwervers, liever buiten door toegangsgeld te vragen. Op zondag en donderdag mocht je er voor 25 centiemen in, op andere dagen volstond 10 centiemen. Hoogte 8m, lengte 200m

maandag 19 maart 2012

Noorddoorgang

De doorgang tussen de Nieuwstraat en de Adolphe Maxlaan vormt samen met de Hubertusgalerijen en de Bortiergalerij een van de laatste getuigen in Brussel van de overdekte galerijstraten die in de 19e eeuw overal in Europa ontstonden. De 69 meter lange doorgang werd gebouwd naar de plannen van architect van Rieck en bevatte gelijkvloers 34 handelszaken. De winkelpuien die voor het merendeel tijdens de 20e eeuw werden afgebroken, worden geleidelijk heropgebouwd met hun originele spiegelpilasters. Onlangs werd een nieuwe vloer in Comblachiensteen gelegd naar het model van de vroegere betegeling.

Begijnhofplein

Het Groot Begijnhof van Brussel telde aan het begin van de 18e eeuw 1084 huizen verspreid over een oppervlakte van bijna 7 hectare. Middelpunt van de religieuze gemeenschap was de Sint-Jan-Baptistkerk waarvan de bouw begon in 1657. De bestaande gotische kerk werd toen herbouwd in de heersende barokstijl van die periode. De vlakbij gelegen jezuïetenkerk diende daarbij als model. Het schip en de zijbeuken werden waarschijnlijk voltooid in 1675 toen de kerk ook werd ingewijd. De gevel volgde spoedig daarna. De driedelige indeling is nog volgens de gotische traditie, maar de decoratie is zuiver barok, afgeleid van de Gesùkerk in Rome.

De Markten op de Oude Graanmarkt

De Oude Graanmarkt wordt aan een zijde volledig ingenomen door een monumentaal gebouw opgetrokken door architect Oscar Francotte tussen 1911 en 1914. Tot aan deze Franse Revolutie lag op deze plaats een klooster van de Augustijnen dat nadien dienst deed als militaire bakkerij, winkels en ateliers. Van 1914 tot 1965 was hier de zetel gevestigd van Cristalleries du Val Saint-Lambert. Uit die periode dateren het trappenhuis met de mozaïekvloer en de schitterende Spiegelzaal die de hele eerste verdieping inneemt. Hier werden vroeger de kristallen voorwerpen uitgestald waarvan de schitteringen eindeloos in de spiegels weerkaatst werden. Het gebouw dat nog de cartouche van Val Saint-Lambert draagt, is sinds meerdere jaren in gebruik door het Nederlandstalige gemeenschapscentrum De Markten.

vrijdag 16 maart 2012

Half en half

Half-en-half is een typisch Brussels drankje. Het is een mengeling van witte wijn en champagne of andere schuimwijn. Het werd naar verluidt toevallig in 1939 uitgevonden in het café Cirio aan de Beurs toen men een tijdelijk tekort had aan Spumante.[1] Een andere verklaring is dat half-en-half gewoon de armeluisversie is van Champagne.[2] In elk geval, zowel in het Frans als in het Nederlands wordt de drank besteld als un/een halfenhalf. Café Cirio (geopend in 1886) werd later nog bekend als één van de stamcafés van Jacques Brel.[3] Een andere verklaring is dat de half-en-half zou ontstaan zijn doordat beursmakelaars die een minder goede dag achter de rug hadden, zich geen echte champagne konden veroorloven. De nabijheid van café Cirio, in de schaduw van de Beurs, laat vermoeden dat deze verklaring niet uit de lucht is gegrepen. Wikipedia

Culinaire wandeling in Brussel (Bouillon!)

Tekst: Kathy Mathys en Céline Morris Foto: Linda Van Stijvoort Brussel opsnuiven Wie maakte de eerste pralines? Waar vind je de lekkerste Brusselse bieren? En waarom zijn er in de beroemde Beenhouwersstraat bijna enkel visrestaurants? U komt het te weten tijdens de culinaire wandeling ‘Aroma van een lekker verleden’. We hebben afgesproken op een natte zaterdag aan Le Grand Café, vlakbij de Brusselse beurs. Met een vijftiental geïnteresseerden zullen we door het centrum van Brussel trekken op zoek naar plekjes waar memorabele eet- en drinkverhalen aan vastzitten. De nadruk ligt vooral op de negentiende-eeuwse eetcultuur legt Céline Morris, gids bij vzw Korei, ons uit. Bekende Belgische toppers zoals paling in ’t groen, waterzooi en konijn met pruimen kende men al tijdens de Middeleeuwen en dankzij haar centrale ligging had België altijd al een ideale handelspositie. De negentiende eeuw brengt grote omwentelingen met zich mee, zoals de industriële evolutie. De kloof tussen de bourgeoisie en de arbeiders laat zich overal voelen. In de hoogstad, de buurt rond de chique Louisalaan, wonen de rijken, terwijl de arme fabrieksarbeiders in de laagstad zitten, onder meer in de Marollenwijk, nog steeds een echte volksbuurt. Het verhaal begint op de Anspachlaan, de centrale as bij de Beurs, waar tot 1866 de Zenne stroomde. Na talrijke cholera-epidemieën werd de rivier rechtgetrokken, ingekokerd en maakte hij plaats voor een boulevard met Parijse allures. We houden halt bij een karikollenkraam dat zeeslakken verkoopt. De snack, die onder Spaanse bezetting tijdens de zestiende eeuw populair werd, dankt haar naam aan haar gelijkenis met de ‘caracoles’, de fijne krullen van Spaanse meisjes. Ooit waren karikollen hongerstillers waarmee je een tijdje zoet was, zoals kauwgom. Nu heeft de buurt rond de beurs haar illustere grandeur verloren, maar vroeger paradeerden Brussels mooisten hier op de brede trottoirs onder de luifels. Belle époque-café Le Cirio herinnert nog aan die tijd. Le Cirio was aanvankelijk een delicatessenzaak, opgericht door Italianen. De rijken dronken er champagne, de middenklasse spumante en de armen half-en-half. Deze in Brussel nog steeds populaire mix van witte wijn en schuimwijn is een uitvinding van Le Cirio. We passeren ook één van Brussels beroemdste art nouveau-cafés, de Falstaff. Wat zou een Belgische culinaire wandeling zijn zonder een pitstop aan een frietkot? Céline legt uit hoe de Belgische economie tot 1860 voornamelijk op landbouw is toegespitst. Daarna groeien de steden fel aan met prijsstijgingen en hongersnoden als gevolg. Tot overmaat van ramp is er tijdens de achttiende eeuw sprake van een microijstijd en dus van veel mislukte graanoogsten. Gelukkig is daar de aardappel en na 1880 stijgt de aardappelteelt met 70 %. Tegenwoordig staat de Belgische frietcultuur onder druk. Pittabars en broodjeszaken drummen de traditionele frietkoten op wielen weg. Fritland, dat al bijna twintig jaar bestaat en uitgebaat wordt door een Albanees, is één van Brussels populairste frietkoten en je kan er nog alle traditionele snacks vinden. We trekken naar de Botermarkt, één van de vele markten rond de centrale Grote Markt. Boter was in België een echt kwaliteitsproduct dat zowel in de keuken als in de textielindustrie – men smeerde weefgetouwen in met het goedje om de stoffen wind- en waterdicht te maken – gebruikt werd. We houden stil bij het standbeeld van het meisje dat melk versnijdt, een kunstwerk dat fraude wil aanklagen. Koffie werd namelijk maar al te vaak vermengd met chicorei of bier versneden met water. Dan is het tijd voor Brussels lekkerste koekjeswinkel. Bij Dandoy maakt men al 165 jaar lang artisanale speculoos, peperkoek, amandelbrood en pain à la grecque. Terwijl we van de gerenommeerde pain à la grecque proeven, vertelt Céline ons dat dit zoete brood helemaal niets met Griekenland te maken heeft. De Vlaamstalige Brusselaars noemden het ‘bruut van de grecht’ oftewel ‘brood van de gracht’. Aan de Brusselse Wolvengracht maakten bakkers namelijk hun broden omdat ze bij brand meteen water bij de hand hadden. Onder Frans bewind vertaalden de bezetters deze zoete specialiteit, gemaakt met deegrestjes en suiker, dus verkeerdelijk. Ook even verder bij de Waalse chocolatier Galler mogen we proeven. Zijn semi-ambachtelijke pralines zijn net iets kleiner dan traditionele pralines en heel succesvol bij Aziatische toeristen, die ze naar verluidt zelfs met stokjes eten. Ook Leonidas, dat als eerste pralines verkocht aan de vitrine voor klanten met drempelvrees, zit vlakbij de Grote Markt. Hun specialiteit is de witte manon, gemaakt van enkel cacaoboter en zonder poeder. Céline troont ons daarna mee naar een typische Brusselse estaminet. De naam ontstond vermoedelijk onder Spaanse bezetting: ‘Esta minetta’ betekent ‘hier zijn er meisjes’. Dus ooit was dit een plek waar je behalve bier ook dames van plezier vond. In La bécasse proeven we van het beroemde Lambic-bier en kunnen we boerenboterhammen met pottekeis eten. Die Brusselse specialiteit bestaat voor de helft uit Brusselse kaas (‘ettekeis’) en kwark. Heel pikant goedje en niet meteen ideaal voor als u nog een afspraakje heeft later die dag! De Beenhouwerstraat heeft nu iets weg van Disney World maar ooit was dit een woonwijk voor 550 slagers die in de vleeshallen vlakbij werkten. 160 dagen van de 365 waren vastendagen. De beenhouwers werkten dan als visboeren en nu vind je in de Rue des bouchers vooral visrestaurants voor toeristen. Enkel ‘Aux armes de Bruxelles’ en ‘Chez Léon’ hebben nog Belgische uitbaters, de rest is vooral in handen van Libanezen. We lopen verder naar de Sint-Hubertusgallerij, gebouwd tussen 1837 en 1847 door architect Jean-Pierre Cluysenaar. In deze prachtige overdekte winkelgallerij kon de crème de la crème komen paraderen. Armen konden er niet in want vroeger moest men 25 cent betalen aan de ingang. Overdag winkelden vrouwen er, ’s avonds maakten mannen op zoek naar vertier er hun opwachting. Terwijl de armen een meisje van plezier vonden in een estaminet, trokken de rijken naar de sigarenwinkels op zoek naar ‘nen goeien sigaar’. In de gallerij bevindt zich ook de eerste Neuhauswinkel. Jean Neuhaus was een Zwitserse apotheker die zich er vestigde en in zijn kelder behalve hoestbonbons ook repen bittere chocolade maakte, oorspronkelijk als medicijn. De tweede Neuhausgeneratie maakte de eerste pralines, de derde de ballotin, het speciale pralinedoosje dat er vroeger even precieus uitzag als een juwelenkistje. Via de Warmoesberg lopen we naar A la Mort Subite, één van Brussels beroemdste cafés waar je onder meer de Brusselse bieren Lambic, Gueuze, Kriek en Faro kan drinken. Jaren geleden trof je hier de journalisten van la Libre Belgique die er hun stukken schreven met een Gueuze binnen handbereik. Dan gaat het via de Grote Markt met zijn prachtige gildenhuizen – enkel het Brouwershuis behield zijn oorspronkelijke functie – en Chinatown richting Sint-Katelijneplein en Vismet. Onderweg stopt Céline talloze keren voor leuke weetjes, te veel om hier op te noemen. Ruim drie uur na ons vertrek eindigen we bij de West-Vlaamse chocolatier Frederic Blondeel, die negen jaar geleden een eerste zaak opende in Kokzijde en nu ook Brussel wil veroveren. Blondeel maakt artisanale chocolade die hij op smaak brengt met kruidenthee en verse kruiden als thijm, basilicum, gember en citroenkruid. En alweer mogen we proeven en we krijgen zelfs uitleg van the master himself! Aroma van een lekker verleden, organisatie vzw Korei www.korei.be korei@skynet.be, 0032 2 380 22 09 http://kathymathys.blogspot.com/2008/02/culinaire-wandeling-in-brussel-bouillon.html

Chocoladeplekken

Planète Chocolade: centraal een demonstratieruimte (max 200 personen), een atelier en een museum dat de buitengewone geschiedenis van cacao belicht. Demonstraties voor individuele bezoekers elke zaterdag en zondag om 16u, dit kost 7 euro.(Lombardstraat 24, Brussel) Musuem van Cacao en chocolade; prijs 5,5 euro (Guldenhoofdstraat 9/11, Brussel)

Biermusea- en brouwerijen

Museum van de geuze Cantillon: dit is de enige actieve brouwerij in Brussel die toegankelijk is voor het publiek. Men brouwt er percies zoals in de 19e eeuw en gereedschap, machines en productiemethodes dateren uit de goede oude tijd. Kuipen in rood koper, soms meer dan 100 jaar oude vaten en ellenlange rijen flessen vormen het decor van dit bezoek. (Gheudestraat 56, Anderlecht) Schaarbeeks Biermuseum: dit kleine museum is ondergebracht in het atelier van een oude school, in een van de mooiste straten van Brussel. Het toont het publiek alle etappes van de bierbrouwerij. Verder staan 1500 flesjes van Belgisch bier uitgestald, samen met het bijhorende glas, brouwerijmachines, geëmailleerde platen, bierviltjes,... (Louis Bertrandlaan 33, Schaarbeek)

Antoine Dansaertstraat

Hier stond de wieg van Brussel in de 10e eeuw, op enkele honderden meters van de allereerste haven van Brussel. Sinds een 15tal jaar huizen hier bijzondere boetieks, bijvoorbeeld de eerste Pain Quotidien.

Markten

Zavelplein: antiekmarkt zaterdag van 9-17u en zondag 9-14u Vossenplein: vlooienmarkt ma-vr van 7-14u za en zo van 7-15u Zuidstation: populaire en multiculturele sfeer op de grootste markt van Brussel zondag van 6-13.30 Vijvers van Elsene: dagelijkse markt behalve op maandag van 8-13u Europese wijk: zowat alles te koop op zondag van 8-13u

donderdag 15 maart 2012

Cafés en restaurants

Mappa Mundo: sfeervol café met houten gevel en internationaal publiek (Karperbrug 2-6) Archiduc: in een pure art decostijl, met live jazzconcerten (Dansaertstraat 6) Le roi des belges: interieur dat retro en modern combineert, een topadres aan de St Gorikshallen (Jules Van Praetstraat 35) You night club: een must in het centrum (Duquesnoystraat 18) Delirium café: belgische en buitenlandse bieren van over de hele wereld in een 18e eeuws kader (Getrouwheidsgang 4A, via Beenhouwersstraat) L'ultime atome: café om een glaasje te drinken en voor een kleine hap aan zeer democratische prijzen (Sint Bonifaasplein 14, Elsene) A la mort subite: biercafé dat al sinds 1922 bestaat en beroemdheden zoals Brel en Béjart over de vloer kreeg. Je drinkt er een typisch Brussels bier. Het café ontleent zijn naam aan het 19e eeuwse dobbelspel pietjesbak. Voor wat het gezelschap uiteenging, werd gauw nog een laatste rondje ingezet. Wie dat verloor, werd tot Mort Subite gedoopt en mocht meteen het rondje betalen. Het dobbelspel was zo in trek dat de eigenaar er zijn bier naar noemde en bij uitbreiding de hele tent. A l'image Nostre-Dame: in de Geschenkengang dat 300 jaar oud is en één van de oudste van de stad La Bécasse: lambiekbier van het vat en speciaal voor het café gebrouwen en geserveerd in stenen kruiken tot 5 liter (Taborastraat) Corica: koffiespeciaalzaak, 24 verschillende soorten, al meer dan 100 jaar (Kiekenmarkt 49) Au bon vieux temps: achteraan in een doodgelopen straatje met boven de ingang Sint-Niklaas, zo wisten ananalfebeten in welke straat ze waren. Rioleringen waren er niet, dus vond men er niet beter op dan 'onderuit'te roepen en de pot vol kleine en grote behoeftes uit het raam te gooien. (Grasmarktstraat 12) Poechenellekelder: Poechenel is Brussels voor een marionet. 180 bieren op dit café (Eikstraat 5) Cirio: alle charme van de Brusselse belle époque (Beursstraat 18) Falstaff: art-nouveautempel, een interieur om te verslinden met je ogen (H. Mausstraat 17-21)

Zenne, Nieuwe scheepvaartkanaal

Vanuit Brussel kan men langs de Zenne naar Antwerpen varen, maar door het aanslibben en door het feit dat de boten groter worden, verliest deze waterweg veel van zijn nut. Bovendien loopt de Zenne niet door Mechelen, maar wel door de heerlijkheid waarvan deze stad het centrum is. Dat is een zelfstandige staat, los van Brabant. Sinds de 13e eeuw bestaan er spanningen tussen Antwerpen en Mechelen over het stapelrecht van Mechelen op vis, zout en haver. De Mechelaars eisen in Heffen, op hun grondgebied, een doorvoerrecht van de schippers die met deze goederen de Zenne willen opvaren. Jan zonder Vrees bevestigt in 1413 dat Mechelen de Zenne mag afsluiten met een ketting om dat recht af te dwingen. Er ontstaat een conflict dat bijna uitdraait op een stedenoorlog. Pas in 1531 hakt keizer Karel V de knoop door: het stapelrecht van Mechelen wordt bevestigd, maar Brussel is niet verplicht gebruik te maken van de Mechelse stapel voor zijn eigen bevoorrading. In Heffen moet er nog wel betaald worden voor het zouttransport. Filips de Goede geeft in 1435 de toestemming om de Zenne te verbreden, uit te diepen en met sluizen uit te rusten tussen Brussel en Vilvoorde. In 1477 geeft Maria van Bourgondië Brussel de toestemming om een kanaal te graven buiten de heerlijkheid Mechelen, naar Willebroek aan de Rupel. Door het verzet van Mechelen en ook van Vilvoorde, komt het kanaal er echter niet. Op 16 juni 1550, na een nieuwe tussenkomst van de keizer en zijn zuster, landvoogdes Maria van Hongarije, is het dan toch eindelijk zover. In augustus 1561 zijn de werkzaamheden compleet. Van 1551 tot 1557 zijn er werken aan de sluis van Willebroek; In 1555 wordt de Rupeldijk doorgestoken, de sluis wordt daarbij zo zwaar beschadigd, dat zij moet worden afgebroken en opnieuw gebouwd. Het kanaal heeft een diepgang van 2 meter, een breedte van 30 meter en een lengte van 28 kilometer. De vier dubbele sluizen overbruggen een hoogteverschil van 18 meter. Aansluitend op het kanaal krijgt de stad een binnenhaven, die de oude Zennehaven vervangt. Sint-Goriksplein 23: hier kan je in een patio de Zenne nog bekijken, dat laten ze toch geloven, want het water staat stil dus het is een plas en geen stromende rivier. Om van Brussel via Antwerpen naar de Noordzee te varen over de Zenne waren er 8 dagen tot 2 maanden nodig, door de meanders was de rivier 120 km lang. Door het kanaal van WIllebroek uit 1561 was de afstand nog maar 30km.